… word ik bedolven onder de wensen, terwijl dit geen tijd is om te vieren. Toch is dit een bijzondere verjaardag, als Rat in het Chinese jaar van de Rat. Dat komt maar om de twaalf jaar voor en het waren voor mij vaak erg aparte, omwentelende jaren. Ook nu.
De voorbije weken wilde ik al enkele keren iets delen, maar ik vond er de juiste woorden niet voor.
Ik zit al enige maanden op de schommelstoel van de tijd. De ene keer gaat hij snel, dan weer traag, maar vooral: het lijkt soms of ik alles tegelijk meemaak, het verleden en het heden.
Dat komt door deze ongewone tijd, zeker, maar ook door bewust gezochte contacten met dat verleden. In het voorjaar bracht ik drie maanden dicht bij mijn roots door, ik las en deelde op mijn Facebookpagina het dagboek van mijn grootvader. En dan kwam ik weer thuis en was het amper te geloven dat die periode drie maanden had geduurd.
En nu? Wie het weet mag het mij zeggen. Ik schrijf dit op de scheidslijn van elkaar snel opvolgende gebeurtenissen.
De voorbije week merkte ik dat het me nu beter ging dan in maart. Voor een stuk is het onbekende weg, dat scheelt. Vooral vind ik het zelf minder erg om binnen te zitten wanneer de duisternis al vroeg voor de ramen valt dan wanneer de zon lokt als een sirene.
Het voelt ergens als meegaan met de tijd van het jaar. Herfst en winter ondergaan, zoals de boeren dat vroeger deden. De oogst is binnen, het fruit ingemaakt, dra wordt het varken geslacht en dan mag alles stilvallen en tot rust komen tot het nieuwe jaar. We steken de haard aan, slaan boeken open en weer dicht. De komende dagen leven we ook even met de doden, een kosmische verbondenheid.
Tegelijk is dat een nijpende gedachte. Kunnen we dat nog wel, die stilte en die donkere jaargetijden toelaten in onszelf?
Ik besef ook dat het een luxe is, dat er voor veel mensen weinig rust zal zijn de komende maanden. Ik weet nog niet eens hoe dat voor mezelf zal zijn. In het voorjaar raakte ik tijdelijk mijn werk kwijt en schreef ik de tijd vol.
Of ik wandelde. Dagelijks. Dat ben ik ook blijven doen, bijna zonder dat er een dag voorbij gaat, al is het maar voor een halfuurtje door de straten dwalen – waar nu de bladeren drijven op de wind, zoals Rilke schreef in dat prachtige gedicht Herfstdag – ik heb het zo vaak gelezen.
Ik ben niet alleen, zoals in dat gedicht, al woon ik alleen. De komende tijd zal ik allicht nog één of twee mensen kunnen zien. En graag zien. Dat is op zich al een voorrecht, denk ik.
Liefde voor jullie allen.