Lappeet

Gepost op: 13/07/16

Een week geleden werd de asse van mijn grootmoeder, Irma, ons moemoe, bijgezet op het kerkhof in Heist-op-den-Berg. Ik vertelde hier al dat er sinds haar overlijden wat gaan stromen is in mijzelf. De laatste keer dat ik haar zag, enkele dagen voor haar dood, lag ze opgerold, graatmager en met de weinige warrige haren achteruitgestreken te slapen in bed. Met haar getaande en gevlekte huid en haar opgezette jukbeenderen leek ze op een oud Indiaas vrouwtje. Terwijl ze al jaren onbereikbaar was door dementie, is ze door het afschudden van haar sterfelijk omhulsel opeens zo nabij, een kleine persoonlijke goeroe die mij kracht geeft. Geen kracht om haar dood te verwerken, neen, kracht voor het leven, iets van haar dat voortbestaat in mij. Dat is een geschenk.

Ze was een bijzondere vrouw. Altijd onopvallend, bescheiden en in dienst van anderen. Tijdens de uitvaartplechtigheid maakte ik deze vergelijking: wij waren bootjes, die allemaal hun eigen koers voeren, soms in dezelfde richting, soms kriskras dooreen, en zij was het water waarop die bootjes mochten varen. Het water dat die bootjes droeg en, zoals water dat doet, soms misschien zachtjes de juiste richting uit stuurde, erover waakte dat ze goed terecht kwamen.

Bij mijn grootmoeder thuis waren ze met tien kinderen. Vier haalden de zeventig niet, vier werden ouder dan negentig. Mijn grootmoeder werd 104 en overleed enkele weken na haar jongste zus Lena, die net geen 99 werd. Het voelt alsof ze de behoedster van het gezin was. Ook al besefte haar demente geest niet dat ze de enige overgeblevene was van al haar broers en zussen, haar ziel moet het wel geweten hebben. Toen de voorlaatste gegaan was, liet ook zij met een gerust hart het leven los.

Ze kwam uit een familie van boeren. Haar vader, mijn overgrootvader, noemde haar ooit liefkozend ‘het beste paard uit mijn stal’. Toen ze nog jong was, kwam er een kersverse vader op het erf, die zijn dochter wilde laten dopen. De voorziene peet (doopmeter) was zwaar ziek en hij vroeg aan mijn overgrootvader of een van diens kinderen die rol niet kon vervullen. ‘Irma, jij gaat mee’, zei hij tot mijn grootmoeder. En zo werd ze ‘lap-peet’ (vervang-meter) van de pasgeborene. Die vrouw is nu ook al bejaard en was met heel haar familie op de uitvaart.

Op zulke momenten voel je hoe diep wortels in de bodem grijpen. En vast nog dieper dan dat, dieper dan we beseffen. Het geeft een bijzondere sterkte, verbondenheid en perspectief. En dan fluister ik tot het kind in mij dat nog steeds bij haar op de arm zit: wees daar dankbaar om. Liefde.