Vluchten kon nog
Grootva is zes en alleen
uit kinderliedjes kent hij Zandvoort
vanwege de broodjes en koffie.
Op zomeravonden slaap ik bij hem
papieren bootje langs een zware boei
om plaats te maken kantelt hij
elk verhaal op zijn zij naar mij toe.
Ik glij tussen de plooien van onze zee
zet voet aan zijn land, samen
gaan we een grens over.
Grootva is zes en zo mager
zijn knieën lijken wel grote knikkers
hij spaart alvast vertelsels voor later
wanneer het voorbij is keren we terug
naar het zand tussen de lakens
de zandkorrels noemen we kruimels
voor hem zijn kruimels de oorlog.
(Dit gedicht verscheen eerder in Alle malen zal ik wenen (themanummer van Het Liegend Konijn, 2014) en staat ook in mijn debuutbundel die in februari verschijnt bij Uitgeverij PoëzieCentrum)