Het gewicht van de leegte

Gepost op: 28/05/13

Ofwel: de brief aan Andreas Yperman

(Wat voorafging. Toen ik anderhalve maand geleden voor het eerst Marie Meeusen ontmoette, vertelde ze mij dat ze net gevraagd was om deel te nemen aan een geheim artistiek/literair project: Virtuele Vrienden. Net als vijf anderen moest zij een digitaal alter ego tot leven roepen. Marie creëerde Andreas Yperman, een ghostwriter die voor zichzelf was beginnen te schrijven op de blog De doos van Andreas. Marie nam mij in vertrouwen en ik volgde het project van heel erg nabij. De voorbije dagen werd de onthulling geënsceneerd, en daarvoor schreef ik deze brief. Een ode aan de vriendschap, maar een tik in het gelaat van de cybervariant.)

 

Beste Andreas,

I.

Je vroeg om een brief, ik geef je een brief. De oude kunst van het briefschrijven, ik ben daar bedrevener in geworden de laatste weken. Of meer exact: sinds ik je godin, je vrouwelijke demiurg ontmoette. Die date, uit het niets, in het kader van nog een ander literair project, vond plaats twee dagen na jouw spirituele conceptie. En de dag erop werd jij geboren uit haar scherpzachte pen. Dat ik het pad van je demiurg kruiste op dat cruciaal moment kan een onnozele speling van het lot geweest zijn, maar evengoed een lotsbestemming die altijd al in de dingen aanwezig was, een watermerk in het universum. En van je maat Vincent weet jij dat het universum een van de weinige dingen is waar niet om te lachen valt.

Ik mocht over de schouder van je demiurg meekijken, Andreas – of Andy, want zo begon ik je al snel te noemen. Ik zag hoe ze je vormde met de zorg die een moeder aan haar kind schenkt. Op diezelfde manier schiep ze de mensen om je heen met het diepe wantrouwen dat een moeder voelt voor mogelijk slechte vrienden van haar kroost. Omdat jij gemaakt werd zonder DNA, moest zij zelf het wankele evenwicht tussen je chromosomen bewaren. Om daar niet te struikelen, om naast de yin voldoende yang te bewaren, liet ze mij meekijken. Ik duwde je zacht terug als je te gretig op de schoot van je vader kroop of ik wendde je blik af als die zich iets te hunkerend in de richting van Vincent of Gabriel keerde. En waar zij Gabriel een exemplaar van Narziss und Goldmund in de ene hand duwde, moffelde ik een beduimeld boekje met De Oostakkerse gedichten in de andere.

En toch zouden we moeilijk vrienden worden, Andy – hoewel ik je in onze Facebookchats Andy bleef noemen in een onwerkelijk sfeertje van ouwe-jongens-krentenbrood. Ik noemde je maat en kerel en joh, maar ik hoorde tussen je woorden altijd die stem van je demiurg, nooit kwam het tot een suspension of disbelief. Hoe zou het ook kunnen? Eens je niet gelooft, kun je nooit meer terug. Terwijl we met ons drieën – jij, zij en ik – ons erover verbaasden hoe velen er wel in je echtheid geloofden.

Misschien is je oprechtheid daarvan wel de oorzaak. Want hoe fictief je ook bent, je woorden welden bijna altijd op uit een zuivere bron. Goed, geregeld spoelde er wat bitterheid doorheen, maar wanneer jij je naam en faam zocht te maken op het internet, leende jij de woorden van een gevoelige en intelligente persoon. Dat die persoon een vrouw was, maakte het allemaal wat gekker. Als vrouw wist ze perfect wat de vrouwen graag hoorden en jouw woorden, Andy, lieten hen hunkeren. Zoemend kwamen ze op jouw internetplekjes af alsof je daar een grote pot honing had neergezet. Ik kan niet ontkennen dat je me op een doortrapte manier jaloers maakte, jij die op andere mannen de voorgift had van vrouwelijk gefluister in je achterhoofd. Voor echte vriendschap is zoiets funest, dat heb je zelf met Vincent meegemaakt. Best wel omineus hoe rollen zo makkelijk kunnen worden omgedraaid. Ik vermoed dat het een smakeloze grap is van deze virtuele wereld.

II.

Nu goed, terwijl onze vriendschap wat sluimerde – aanvankelijk zelfs zonder een officiële Facebookconnectie, vanwege het risico op ontmaskering – bleef ik je natuurlijk wel met argusogen volgen. Ik las hoe je in je blog tedere portretten borstelde van Vincent, Roos, Gabriel. Ik zag ook hoe je voorraad vrienden op Facebook gestaag groeide. Marie – je demiurg, je godin, je schepster, we hoeven haar naam niet langer te verzwijgen – maakte zich er weleens geërgerd vrolijk over. Vrolijke ergernis, ik denk dat het in haar geval mogelijk is. Alleszins nam met je vriendenaantal ook het besef in omvang toe dat deze wereld een kaartenhuisje is, waar de ene vriendschap op de andere kan worden gebouwd zonder enig fundament. Moeiteloos verzamelde je interessante mensen en mensen die van zichzelf dachten interessant te zijn. Ik hoor Marie nog zuchten, hoe makkelijk het allemaal ging. Maar ook hoe leeg het was, hoe ongeïnteresseerd er op like werd geklikt. Dat bleek uit het grote contrast met de pagina waarop jij je tedere blog aanprees. Van zodra een extra inspanning werd gevraagd, waren al die nieuwe vrienden al zeven statusupdates verder.

O ja, ik heb het ook zelf uitgetest. Op een woensdag, in plaats van mijn eigen blog via Facebook te delen, zette ik de jouwe eens in de etalage. ‘De doos van Andreas’, met aanbeveling! Een enkeling reageerde, dat was het. Vervolgens gleed de link dieper en dieper op de pagina.

Je ziet, Andy, dat ik om jouw leven bekommerd ben geweest. Helaas ging het ook verder. Het klikvirus besmette mij, de impuls die mijn wijsvinger nieuwe vrienden deed maken kwam nog amper vanuit mijn hersenen, die vertrok ergens aan de bovenarm. Onnadenkend bijna. De vlotheid waarmee jij je door deze virtuele wereld bewoog, verleidde mij om achter je aan te gaan. Bijna liep ik verloren. Nauwelijks was ervan los te komen: als vissen zwemmen we de fuik in, Andy, weet je dat wel? Heb jij ooit je hoofd even van het scherm weggedraaid en naar buiten gekeken? De klokken horen luiden, de mussen horen tjilpen, de geur van bloesems of gemaaid gras opgesnoven, en pas dan beseft dat je ervan losgekomen was? Ik wel, en ik wist dat ik een gat uit de fuik gevonden had.

Ik praatte daar met je over, ondertussen als officiële Facebookvriend. Ik praatte er ook met Marie over. En naarmate ik het opgaf om jou als een  kameraad te zien, begonnen die twee dooreen te lopen. Ik vertelde Marie hoe mooi jij schreef, jij vertelde mij wat Marie had meegemaakt. Het werd een kakofonie waar ik niet voor getekend had. Uiteindelijk verdween jij voor mij van Facebook, mijn beste Andy, je voelde wel hoe je naar de marge werd gedrumd. Jij bestond hooguit nog in je blog. Disbelief haalde het definitief. Op Facebook vielen demiurg en creatie samen – en dan gaat een mens voor het hoogste, toch?

Jij, Andy, met je geleende woorden, gedachten en emoties, hebt niet gevoeld wat een mentaal labeur het was om je in leven te houden. Meer dan in leven houden: je te laten stralen, lachen, plagen. Omdat ik het van op de eerste rij, soms zelfs van op een hoekje van het podium kon volgen, leerde ik er ook een en ander uit. Ik zag hoe een vrouwelijke geest zich transformeerde in een mannelijke, met alle afgeschampte pijlen die daarbij horen. Maar het grote verschil met een verhaal of roman, was dat ik nu zowel aan de bron als aan de monding kon drinken en dan proef je in welke grond de bedding ligt. Daar kan ik het mijne mee doen, in het aanleggen van mijn eigen beddingen.

Maar nogmaals: het was een hard mentaal labeur. De eigenheid die Marie in je legde, de noodzaak om al jouw nieuwe contacten te onderhouden, en bovenal: het steeds meer drukkende gewicht van de leegte. Maar daar zal ze je zelf over vertellen, tenminste als ze na die helse laatste dagen je aanwezigheid nog kan verdragen. Ik neem hier in elk geval mentaal afscheid van je, Andy. Het ga je goed, maat die ik voor het laatste maat noem, hier of elders.

Hartelijke groet,
Peter