Nieuwjaar

Gepost op: 01/01/14

1 januari is een dag waarop we onze doden herdenken, ook als ze nog leven, en onze dierbaren aanhalen, ook al zijn ze overleden. Het is een voettocht tussen rusthuis en kerkhof die ik maak, wanneer bij valavond de regendruppels aarzelen.

Betoverende tochten zijn dat, wanneer de rust van de kleine wegen onverstoord is. Ik vraag me af waarom ik dan op zo’n lichte blije manier door de buitenwijken van het dorp dwaal. Het is die verlatenheid, krijg ik als antwoord. Er is niemand anders die zijn voet op deze wegen zet, die zijn neus buiten de deur steekt, hooguit wat laat kerstlicht dat tussen half dichtgeschoven gordijnen naar buiten valt.

Dit is nu mijn wereld, hij wordt het mythische Hesterberg en ik, de enige levende ziel die klimt en klimt naar de kale berg, ben er koning. Niemand om dat te betwisten. Ik draai het hoofd en door dat simpele gebaar plooien vergezichten open. Ik strek mijn handen uit en het miezeren houdt op. Met elke stap leggen zich onder mijn voeten klinkerwegen aan, die zich af en toe markeren met witte kalk.

De kerkhofmuur schuift open met het geluid van rammelend ijzer. Het heiligdom van mijn nieuw verworven wereld, de schatkamer van kunde ligt tegen de bergflank aan. Om mij heen begint het gefluister. Ik ken mijn weg.
Twee keer hou ik halt.
Met mijn duim wrijf ik een kus over twee foto’s op wit email, de ene ovaal, de andere rechthoekig. Het zijn de gesprekken van 1 januari die er nu toe doen. En de giften. Een dubbel cadeau krijg ik, de ene schenkt mij de juistheid van het Woord, de andere de magie van het Verhaal. Ik zal ze met monarchale plicht moeten gebruiken.

Ik verlaat het oord. Op de top van de berg leg ik een steen, die groeit tot kapel, dan open kraakt tot kerk. Ik kijk naar de brandglazen ramen en dan naar mijn hand.

Beneden aan de voet van de berg, achter de laatste bocht, houdt de betovering op. Daar barst het neon los, flikkert en raast de inbraaksirene van een leeg gefeeste herberg. Het regent opnieuw. Ik rol Woord en Verhaal tot een bal, smokkel ze onder mijn jas, twee verstekelingen onderweg naar een betere plek.