(deze brief vloeide voort uit Date Ex Machina, een initiatief van het literaire tijdschrift Deus Ex Machina)
Dag Marie,
Verwondering. Als er één menselijke eigenschap is die we moeten vrijwaren in het vluchtige tumult van deze tijd, dan is het de verwondering. En terwijl wij elkaar die namiddag nog heel wat zouden geven om die eigenschap op te slijpen, verbaasde ik me een eerste keer over zoiets banaals als de trein. De trage trein die mij over de grens naar het noorden voerde, kwam zowaar binnen de overstapmarge in Roosendaal aan, zodat ik ook op tijd mijn afspraak met jou in Amsterdam zou halen. Verwondering.
Ik zag je staan nog voor ik het afspraakpunt AKO had opgemerkt. Omdat je breed lachend, maar vooral omdat je geheel afgezonderd stilstond te midden van de menigte die naar binnen en naar buiten draafde. Frêle vrouw in het oog van de storm – dat valt op. Toen al had ik kunnen raden hoe natuurlijk je in die toestand glijdt van afzondering in de massa. Die ene die het drukke feestje achteloos om zich heen laat woelen, dat zou jij kunnen zijn.
Waar ik vertrok was de halve bevolking in de weer met barbecuetangen en de eerste sangria, maar wij werden zeven hoog door wind en regendruppels van het dakterras van de bibliotheek geveegd. Eerst wist je nog wel handig een foto van ons te versieren bij een troepje toeristen. Monter tonen we daarop onze uitgewisselde boeken. Eigenlijk had je een ander willen geven, zei je, maar je durfde het risico niet aan, bang dat ik het al zou hebben. Later bleek dat jij weldegelijk risico’s durft te nemen, maar bij het begin van een eerste ontmoeting is het niet zo gek om wat op safe te spelen – zelfs de zijkant van een enkel blad kan al verwonden.
Wat je me eigenlijk had willen schenken, was Kalme Chaos. Nu ik je schrijf, Marie, en met wat ik ondertussen weet, moet ik glimlachen bij die titel, want na de lezingen van Read My World, de haperende Skypeverbindingen met Egypte en de naakte documentaires met foute soundtrack, en na vruchteloos een ander dak gezocht te hebben en uiteindelijk op een terras dicht bij het water te zijn neergestreken, leek geen titel méér van toepassing dan Kalme Chaos. De wind ging liggen over het IJ en in diepgaande gesprekken over vaders en moeders, over tafel en bed, goten we olie op elkaars golven. We deelden het tumult in ons hoofd en in ons leven zoals we haan en baars deelden, en we temperden voor enkele uren elkaars chaos. Na de laatste foto’s had jij nog een werkverslag en ik de laatste trein.
Zoals vaak vallen je de juiste woorden en de scherpste gedachten niet tijdens het genot van het gesprek in, maar pas achteraf. Over vriendschap bijvoorbeeld, over vluchtige vriendschappen op Facebook en vrienden maken in het echte leven, met echte ogen om in te kijken. Op dat ogenblik werd mijn verwondering nog eens geprikkeld, want op de banken achter mij wist een jong reizend koppeltje, dat de aansluitende trein dreigde mis te lopen, de treinbegeleider zover te krijgen dat hij naar het station belde om de andere trein even te laten wachten. Ondertussen hadden ze ook al drie mensen bereid gevonden hen een lift te geven. Hoe gemakkelijk leek het voor hen om contacten te leggen, allicht ook om nieuwe vrienden te maken. En ik bedacht dat terwijl we ouder worden het aanknopen van vriendschappen wat stroever gaat, zoals de kleeflaag van een post-it stilaan kracht verliest. Maar ik troostte me met de hoopvolle gedachte, Marie, dat wij vaak lang op dezelfde pagina hebben gekleefd en we dus best nog veel vermogen hebben om – jouw woorden – een sprong in het duister te maken.
Op de plek waar jij het voorbije jaar zo vaak met een tas vol zorgende handen naartoe was gereisd, stapte ik uit met jouw geheim onder de ribben. Taxichauffeurs met opgerolde hemdsmouwen stonden naast hun blinkende voertuigen te wachten en gaven de indruk dat ik in een zuiderse stad terechtgekomen was, ver weg van Amsterdam. Je sms trok me terug in de dag: neen, we moesten de details maar geen weken laten rusten, die brief mocht snel.
Ik ben slecht in eindigen, Marie, dat had je wel gemerkt. Daarom een kort tot weerziens, en liefs.
x Peter