‘Dat is keiveel!’, riep ze verbaasd uit. Ze, dat was de cassière bij een van de grootste standhouders op de voorbije Boekenbeurs, een slome, wat goedige jobstudente, type K3 meets Bessy Turf. Ik had een van de beste dagen uitgezocht om naar Antwerpen te sporen: geen weekend, geen wapenstilstand en geen schoolvakantie. Ergo: ook geen signerende kookboekenpenners met een kwijlend legertje groupies. Een beurs in relatieve rust.
Bovendien de dag waarop de Cultuurprijs voor Poëzie werd uitgereikt. Paul Bogaert mocht die in ontvangst nemen voor De Slalom soft. In een warm uur werd hij gefêteerd door een afgevaardigde van de minister, mocht hij voorlezen en een onderhoudend gesprek voeren met de nog altijd ravissante Betty Mellaerts. Paul kreeg zelfs even een krop in de keel. Daarmee zal hij wel bewijzen geen echte dichter te zijn, afgaande op wat een breiwerkblogstertje vorige week als column in De Morgen mocht spuien. Maar daar zal ik het op een andere plek nog wel eens over hebben.
Wie aan de kachel gezeten heeft, krijgt zin om zelf zijn voorraadje hot aan te vullen en dus stond ik een uurtje later met vier dichtbundels aan te schuiven aan de kassa. Het meisje scande de eerste streepjescode in, zag het bedrag van 19,95 euro verschijnen en riep daarbij de onvergetelijke woorden uit: ‘Dat is keiveel!’ En ze voegde er ter verduidelijking en ter rechtvaardiging van haar verbazing nog aan toe: ‘Voor zo’n dun boekje.’
In dergelijke situaties is het altijd zo dat de verrassing en de onderdrukte lachscheut het halen van de gevatheid om een spitant antwoord te formuleren. Misschien maar goed in dit geval: kon zij het helpen dat ze kwantiteit met kwaliteit verwarde? Ze was vriendelijk, ze zou het niet verdiend hebben om een onvertogen woord tot haar verblufte zelf gericht te zien. Ik geloof dat ik nog iets mompelde als ‘jaja, goedkoop is het niet’, zonder erbij stil te staan dat ik daarmee haar uitspraak tegelijk beleefd bevestigde en correct weerlegde.