Hij verdrinkt!

Gepost op: 26/04/11

Jeroen Brouwers was te gast in een van de geweldigste boekhandels van het land, De Zondvloed in Mechelen. De meester kuchelde en sputterde als een oude locomotief, zich langzaam voortbewegend, één wiel een beetje kaduk, maar met een oven die nog volop stoom blaast. En sigarettenrook, dat mocht per uitzondering, want voor een monument moeten de wegen omgelegd worden. Gastheer Johan interviewde de meester, die half gespeeld half gemeend zijn barse zelf was, de microfoon op armlengte duwde, maar wel geduldig en gepassioneerd de vragen beantwoordde over zijn nieuwste roman, Bittere bloemen. Helemaal gelukkig met die titel was hij niet, maar bon, de inhoud maakte gelukkig veel goed. Een nieuw magnum opus. Tien jaar aan gewerkt, Johan, met tussendoor natuurlijk wel andere dingen die zich opdrongen.

Bittere bloemen is geen autobiografische roman, natuurlijk niet, dat zijn ze nooit. En tegelijk zijn ze dat altijd, dat spreekt. Hoofdpersoon is een oude schrijver die tegen zijn zin een cruise maakt op de Middellandse Zee. Hij blikt terug op zijn leven en doet dat op Brouweriaanse wijze: vol verwijzingen, symbolen en mythologie. De meester vertelt, schept achtergronden, leest stukken voor. Het publiek luistert geboeid, en geconcentreerd want die microfoon op armlengte… Tot achteraan in de winkel zitten ze, staan ze. Ik helemaal vanachter op een krukje en met een boekenplank die in mijn rug prikt.

De symboliek van de dood, de laatste overtocht: geen toeval dat Hammer, de hoofdpersoon, een bootreis maakt. Charon is zijn kapitein. Die mythologie sluipt er helemaal natuurlijk in, legt Brouwers uit, en wanneer Hammer dan uiteindelijk overboord slaat en verdrinkt…

Op een stoel schuin voor me begint een jonge vrouw enigszins ingetoomd maar niet minder ontzet heen en weer te wiegen. Terwijl ze haar voorhoofd in haar handen laat vallen, fluistert ze vol ongeloof: ‘Hij verklapt het, hij verklapt het…’ Een licht hysterisch maar wel nog onderdrukt lachje: ‘Hij verklapt het einde al!’

Ook ik schudde het hoofd. Maar dan om zoveel misplaatste ontzetting. Ik moest terugdenken aan de roman Onsterfelijkheid van Milan Kundera, waarin de auteur uithaalt naar boeken die zich alleen laten lezen als een paardenkoers richting ontknoping. Wat maakt het in godsnaam uit wat er op de laatste pagina gebeurt! Het gaat er toch om wat er op al die andere pagina’s gebeurt. Neen, die vrouw had er volgens mij helemaal niks van begrepen.

De boekvoorstelling werd afgerond met een signeersessie. Zijn handtekening telkens opnieuw zetten zou te lastig zijn voor de weerbarstige, een tijdje geleden nog verlamde rechterhand. Dus werd het een stempel met ‘Jeroen Brouwers’. Maar de voornaam van de koper schreef – kalligrafeerde, zo leek het wel – Brouwers zelf letter voor beverige letter op de titelpagina. Ik was hem erkentelijk daarvoor, zei hem dat ook. En in zijn ogen zag ik dat de meester helemaal niet zo’n oude knorpot is als hij de wereld wil doen geloven. Ik zag er nog wat anders in ook, maar daar heb ik het later misschien wel eens over.