Een bekentenis. Zo meteen.
Eerst even op de borst kloppen. Ik heb het mirakel van Sofia zelf gezien. Voor wie even niet weet waar te zoeken: het mirakel van Vitosha Sofia. Voor de voetballeken bij wie er nog steeds geen belletje gaat rinkelen: ergens op een grauwe herfstavond in 1989 speelde FC Antwerp (toen nog een club met niet alleen een grote naam) een Europacupwedstrijd tegen Vitosha Sofia. Antwerp moest winnen om zich te kwalificeren voor de tweede ronde, maar zat helemaal in zak en as toen enkele minuten voor affluiten de 1-3 viel. Mission impossible. Destijds was er lang niet zoveel voetbal op tv als nu, maar toch zal in meerdere Vlaamse huiskamers het toestel uit gegaan zijn. Of het bakje gehanteerd om te zappen, een activiteit die toen nog veel minder mogelijkheden bood.
Niet bij ons thuis. Zelf een beetje voetbalgek gemaakt door een voetbalgekke vader bleef ik kijken. Samen met hem natuurlijk. In de laatste minuut valt de 2-3. Een doekje voor het bloeden. In het begin van de blessuretijd wordt het plots ook nog 3-3. De hoop gaat leven en weer even later, diep in blessuretijd kopt Rafael Quaranta (ik zal de naam nooit meer vergeten) de 4-3 tegen de Bulgaarse netten. De Bosuil in extase. Wij voor onze tv ook. Niet als supporters, maar vanwege de absurditeit van het moment en het gevoel iets volstrekt unieks meegemaakt te hebben. Iets dat velen niet live gezien hebben omdat ze al weggezapt hadden.
Fast forward naar 15 april 2011. Na vele weken lukt het me nog eens om te gaan kijken naar ‘mijn’ club, die ik al van kindsbeen af volg, KSK Heist. Een uitwedstrijd bij Boussu Dour, achter Bergen tegen de Franse grens. Een aangename vrijdagavond en vanuit Brussel maar een uurtje rijden, dat sluit mooi aan op een dagje eindredactie bij S/VM.
Heist, dat voor het eerst in de geschiedenis in tweede klasse uitkomt, kende een schitterende heenronde maar zakte na de winterstop wat weg. De laatste weken ging het weer goed en tegen rechtstreekse concurrent Boussu Dour werd gehoopt op succes.
Echter: kommer en kwel. Doelman uitgesloten na tien minuten, strafschop en 1-0. Aan de rust: 3-0. De tweede helft brengt weinig soelaas. Heist doet schuchtere pogingen, maar met tien tegen elf is het onbegonnen werk. Ik heb wat meelij met onze dappere supporters die de ploeg blijven aanmoedigen. Het daagt me dat diezelfde avond ook Anderlecht-Genk gespeeld wordt in play-off 1. Als ik een kwartier voor tijd vertrek, kan ik de tweede helft in de auto integraal op de radio beluisteren… Tien minuten voor tijd besluit ik om die mogelijkheid, die de supporters die met de bus gekomen zijn niet hebben, te benutten en alvast het stadion van Boussu Dour te verlaten.
Een steward moet me nog achterna komen, want de traliedeur van de uitgang is weliswaar niet gesloten, het speciale klinksysteem vergt wel wat ervaring met dat soort dingen. Ik word buitengelaten en loop naar de parking. Halverwege het ellenlange grindpad hoor ik gejuich opklinken uit het stadion. Lap, 4-0. Of toch niet… Het gejuich komt van onze kant van de tribunes en is niet zo luid als wanneer de thuisploeg zou gescoord hebben. 3-1 dus. Op dat donkere grindpad, honderd meter verwijderd van de helverlichte blok beton die daar uit de Borinagegrond oprees, overviel me even de twijfel. De gedachte aan het mirakel van Sofia. Zou ik terugkeren? Kom, doe niet dwaas, er zijn nog amper tien minuten te spelen, het is nog altijd elf tegen tien en die steward zal een raar gezicht trekken als ze opnieuw naar de poort moet komen om mij nu weer binnen te laten. Soms moet je bij je voornemen blijven. Ik stapte verder.
In de auto: de tweede helft van Anderlecht-Genk, even onderbroken voor het nieuws van tien uur. Bij de hoofdpunten ook een uitslag uit tweede klasse: Boussu Dour tegen Heist: 3-3.
Ik zat even vol ongeloof aan het stuur en het zou me niet verbaasd hebben mocht mijn snelheid opeens enkele tientallen gedaald zijn. Dat moeten ze toch mis hebben… Bij het sportnieuws wat verderop kwam de bevestiging: 3-3. Het mirakel van Dour. Gemist nondedju! De frustratie oversteeg de blijdschap om het behaalde punt. Hoe had ik dat kunnen doen? Waarom wou ik per se heel die tweede helft beluisteren? Ik schaamde mij diep voor het gebrek aan vertrouwen. Ik, die altijd wedstrijden uitzit tot het bittere einde, ik was weggegaan op het moment dat een van de historische momenten in de geschiedenis van ‘mijn’ club werd geschreven.
Wat doet dat met een mens? Ik troostte me ergens met de gedachte dat ik die avond ongeluk had gebracht. Dat ik door mezelf van het spektakel los te snijden de Störenfriend verwijderd had. Nochtans: om het als een offer voor te stellen, daarvoor was het geloof te klein.
Maar goed: ik kan nu zeggen: het mirakel van Sofia heb ik gezien, maar ik was er niet bij. Het mirakel van Dour: wel, ik was erbij … maar ik heb het niet gezien.