Instant

Gepost op: 01/02/10

Instantkoffie smaakt meestal naar een plasje modder uit de Tweede Wereldoorlog met wat cichorei erin geprakt en een kop zeewater haalt het qua smaak doorgaans van een instantsoepje. Veel vertrouwen had ik dus niet in de kwaliteit van instantpoëzie. Maar goed, voor een beetje uitdaging gaat geen man uit de weg en dus schreef ook ik zaterdagavond een gedicht uit de losse pols.

Het was Gedichtendag in Mol zaterdag. Een kruisbestuiving ‘Over de grens’ tussen beeldende kunst en poëzie. Beeldende kunstenaars hadden werk gemaakt bij de poëzie van een aantal dichters en die dichters hadden verzen geschreven naar het werk van de kunstenaars. De kunstwerken zijn nog een maand te bekijken in het Pierement, de dichters droegen zaterdagavond voor. Ter afsluiting – en bij het begin van de avond aangekondigd – kon ieder die dat wilde, publiek, maar ook de dichters zelf, nog een gedicht komen voorlezen dat ter plekke geschreven werd naar enkele schilderijen die op het podium waren uitgestald. Ik zei het al: een uitdaging. En dus schreef ik tijdens de pauzes wat zinnetjes bij elkaar. Het schilderij waarop ik me baseerde, toonde een helgele achtegrond met daarvoor veel donkere verticale blokken en lijnen (een soort straatbeeld) en een mysterieuze spierwitte gedaante in het klein op de voorgrond.

Naarmate de zinnen vorderden, werd het zowaar nog wat. Wie weet vorm ik het resultaat ooit nog wel om tot een écht gedicht, maar hier is het alvast puur en onbewerkt:

 

De weg die ze zoekt, ligt altijd elders. De winkel
op de hoek is niet hier, maar drie straten verder.
Van tijd heeft ze geen weet en dus bonst ze
op gesloten deuren om zes uur in de ochtend.

Haar peignoir is haar avondjurk waarin zij
zich vannacht een prins heeft gedroomd.
Haar benige voeten en vlekkerige handen
zijn ouder dan de jaren in haar hoofd.

Terwijl de zon een nieuwe dag de zomerlucht
in duwt, haalt zij de strengen uit het haar,
legt haar schouders bloot en kijkt koket
de vroege vogels aan. Een jonge vrouw
van tachtig jaar.