Ik kan intens droevig worden – sommigen zullen het melancholisch noemen – van dingen die niet meer bestaan, de buren op de stoep op zomeravonden, weerberichten van Armand Pien, nieuwe strips van Piet Pienter & Bert Bibber, het tuinpad van mijn vader zoals in Het Dorp van Wim Sonneveld, de fruitbomen ernaast, ja die ook.
Of etiketten zoals scholieren ze vroeger op schriften en gekafte schoolboeken plakten, achthoekig met gekleurde randen. Onlangs had mijn moeder een doosje eieren voor me. Eieren van haar jonge buurman, een verre neef, die nu kippen houdt – terwijl vroeger de bejaarde buurman aan de andere kant dat deed. Op het doosje had ze zo’n oud etiket gekleefd. Mijn ouders stonden samen meer dan zestig jaar in het onderwijs, dan wil je zulke spullen nog wel eens in huis hebben.
Op mijn schriften en schoolboeken hingen ze vroeger ook, netjes rechts boven in de hoek, met naam en klas erop. In het secundair had elk vak zijn eigen kaftkleur: wiskunde blauw, Nederlands groen, Latijn bruin, Engels rood – ik begreep niet hoe iemand daar andere kleuren voor kon kiezen, dat zou mijn systeem ontregeld hebben.
Misschien is het dat, een ontregeling van mijn systeem. Dingen die veranderen. Die niet meer bestaan. Het is niet eens een gemis, slechts een besef dat de tijd verglijdt.